De belangrijkste instellingen:
Er is de compositie - de creativiteit, en er zijn technische aspecten. Het één kan niet zonder het andere. Voor de techniek staat de camera vol met het symbool A waarbij het toestel een zo goed mogelijke berekening maakt. Hiervoor verwijzen we naar de handleiding van uw toestel of naar de pagina Leica D-lux 8.
Uiteindelijk staat de computer vol met 'ruwe' afbeeldingen waar we iets mee moeten doen, je kan ze bekijken op het scherm, ze publiceren op het internet zoals op deze startpagina of ze overbrengen naar papier waarover hier meer...
Op deze pagina willen we het hebben over de basis van de fotografie. We praten dan over Diafragma, Sluitertijd, ISO, Focus, brandpuntafstand. Een foto wordt gemaakt door een lichtgevoelig plaatje te belichten via een objectief. De hoeveelheid licht (Diafragma) doorgelaten gedurende een bepaalde tijd (Sluitertijd) moet overeenstemmen met de gevoeligheid (ISO) van dat plaatje.
Een foto kan scherp zijn over gans het plaatje doch ook slechts scherp voor een bepaald deel. Hier speelt de creativiteit. Dat hebben we in de hand. Specificaties van het toestel leggen beperkingen op doch een top-compactcamera zal op dit gebied de creativiteit weinig begrenzen.
De belangrijkste elementen zijn het objectief en de sensor.
Het diafragma bepaald het gebied van het beeld dat scherp is (kleine scherptediepte bij F1.7 = grote opening, grote scherptediepte bij F16 = kleine opening). Bepaalt de hoeveelheid licht die op de sensor valt, lamelletjes maken de opening voor de lens cirkelvormig groter of kleiner. Maximaal geopend hangt de hoeveelheid af van de lichtsterkte het objectief. Een vast objectief is meestal gevoeliger. Leica koos hier voor een Zoom. Objectieven hebben meestal een grotere gevoeligheid bij groothoek dan bij tele.
Zoom (ons toestel 24 - 75 mm equivalent = 3.1x) beïnvloed de lichtsterkte maar ook het perspectief. Algemaan wordt aangenomen dat 50 mm ongeveer het zichtveld is van onze ogen. Bij portretfotografie is een groothoek zeker niet te gebruiken, ons toestel gebruiken we op max. zoom stand 75 op een afstand van 1,5 m (nabewerkt en uitgesneden), dit geeft een vlakker natuurlijker gezicht.
Bepaalt of het beeld scherp is of onduidelijk door beweging tijdens de belichting. Los in de hand is 1/30 haalbaar bij 24 mm, door de optische beeldstabilisatie, voor een net beeld. Op stand A kiest de camera de tijd afhankelijk van de hoeveelheid licht en de instelling voor de gevoeligheid ISO en het diafragma.
Staat ook ISO op A via het menu en het diafragma op A via het objectief dan zal de camera de beste intelling kiezen.
De gevoeligheid van de sensor is variabel. (vroeger de gevoeligheid van de film, toen een keuze vb. 100 of 400.) Wanneer er weinig licht is of men heeft een hoge snelheid of kleiner diafragma (grotere scherptediepte) nodig dan kan men compenseren door een hogere ISO waarde in te stellen. Door de sensor gevoeliger te maken ontstaat ruis.
Een scherpe foto over het volledig gebied en met bewegende objecten heeft een hoge sluitersnelheid (vb. 1/250), een klein diafragma (vb. F11) en een lage ISO instelling (vb. 100) nodig.
Wanneer de camera zijn A-berekeningen maakt kan het al eens fout gaan, voornamelijk bij eentonige verlichting zoals een sneeuwlandschap of een donker bos. Doordat we onze camera ingesteld hebben om *.dng formaat te gebruiken is dit niet erg, het fotobewerkingsprogramma Affinity kan dit compenseren. Het toestel kan het ook voordat de foto genomen wordt (Menu 1 Exposure Compensation). Een hulpmiddel vooraf is het Histogram in de linker bovenhoek.
Het histogram geeft de helderheidsverdeling van de opname weer. Daarbij komt de horizontale as overeen met de tinten die van zwart (links) via grijs naar wit (rechts) lopen. De verticale as komt overeen met de hoeveelheid pixels van de desbetreffende helderheid. Deze grafische weergave helpt bij een snelle en eenvoudige beoordeling van de belichtingsinstelling.
Wit is voor een camera niet altijd wit, bij kunstlicht of buitenlicht bijvoorbeeld. Onze camera staat op automatisch (Menu 2 White Balance) en dat werkt best goed. Net als voor de belichting kan dit nabewerkt worden.
Sluitertijd, diafragma en iso zijn met elkaar verbonden. Wanneer men aan het ene komt moet het andere veranderen om de belichting van de foto hetzelfde te houden. Wanneer een waarde verandert, dan drukt men die verandering uit in stops.
Een stop is een halvering of verdubbeling van het licht. De sluitertijd is instelbaar en telkens de helft van de vorige of één stop minder licht. ISO start bij 100 en is telkens het dubbele, de sensor wordt dubbel zo gevoelig of één stop minder licht nodig. Het diafragma is een opening, een oppervlakte van een cirkel - verdubbeling is vermenigvuldigen met de wortel van 2 (f/2.8 - f/4.0 - f/5.6 - f/8.0 - f/11 - f/16). Ons toestel heeft als grootste opening F/1.7 bij 24mm en f2.8 bij 75mm equivalent. De kleinste opening dus bij f16, telkens de helft van het licht. Ons toestel heeft voor het diafragma stappen van 1/3de stop
Bij minder licht kan met de sluitertijd verdubbelen, de ISO verdubbelen of het diafragma vergroten, vb van 1/60 naar 1/30, of van 100 naar 200 of van f5.6 naar f4.
Enkel ISO lijkt logisch, voor de sluitertijd is 1/30 van een seconde het dubbele van 1/60 en de opening voor de sensor of het diafragma vergroot wanneer het getal kleiner wordt.
Wanneer het nodig is om de sluitertijd aan te passen moet of het diafragma of de ISO aangepast worden enz. Op de pagina Leica D-lux 8 meer hierover.